maandag 15 september 2014

Split sensum III

Lees eerst Split sensum en Split sensum II

Ik tik zenuwachtig met mijn vingers op het tafelblad.
Vandaag gaat het gebeuren.
Ik volg iedere beweging die de secondewijzer op de grote klok aan de muur maakt.
Zenuwachtig sta ik op, loop ik naar de andere kant van de tafel en laat me daar op een stoel zakken.
"Had u nog iets te drinken gewild?" Vraagt de ober me op een vriendelijke toon.
"Nee, dankje." Antwoord ik met een trillende stem.
Waarom doe ik dit?
Het is nu zes jaar geleden dat je schoot. Nog iedere nacht word ik badend in het zweet wakker, omdat jouw gezicht me in mijn dromen achtervolgt.

Ik ben je meteen nadat ik het briefje uit mijn jaszak las gaan zoeken. Natuurlijk wist ik precies waar ik moest zijn. De oude school aan de rand van het bos. Ons plekje. Toen ik daar aankwam zag ik drie politiewagens staan. Ik ben in elkaar gezakt en heb zitten huilen tot ik zag dat je door twee agenten de school uit werd begeleid. Onze blikken kruisten elkaar heel even en toen ben ik opgestaan en weg gerend. Dat was de laatste keer dat ik je zag.

En hier zit ik dan. Te wachten op jou.
Ik ben nog nooit in mijn hele leven zo zenuwachtig geweest als nu. Je weet alles van mij en ik alles van jou, je bent 10 jaar lang mijn beste vriend geweest, maar vandaag lijkt dat allemaal heel ver weg.
Ik hoor de deur van het cafeetje opengaan en je stapt naar binnen. Je ziet er heel anders uit dan de laatste keer dat ik je zag. Slechter. Met een lege blik kijk je zoekend om je heen. Je wordt op de voet gevolgd door een vrouw in een zwart mantelpakje. Ik gok dat zij iemand is uit de kliniek waar je een paar jaar terug bent opgenomen.
Je oog valt op mij en met grote stappen kom je mijn kant op. Mijn hart klopt als een bezetene en ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen. Als je vlak bij bent sta ik op. Heel even staan we tegenover elkaar. Je laat je ogen over mijn lichaam glijden, bij mijn ogen blijven ze hangen. We kijken elkaar heel even aan en dan ga je zitten. Ik volg jouw voorbeeld.
Ik hoor het tikken van de secondewijzer en dat maakt me nog zenuwachtiger dan ik al was.
Ik wens dat dit alles nooit gebeurt was en dat ik dit droom.
Tevergeefs.
Je opent je mond om wat te zeggen, maar bedenkt je. Je laat je hoofd hangen en staart naar je handen die voor je op tafel liggen.
"Dennis?" Zeg ik uiteindelijk.
Je hoofd komt met een ruk omhoog. Ik schrik.
"Waarom?" Vraag ik, hopend op een antwoord waardoor alles in één keer duidelijk word.
"Sorry." Zeg je. "Sorry..." Op dat moment begin je onbedaarlijk te huilen.
Dit is het moment waarop ik besef dat ik dit niet kan. Je bent nog steeds ziek in je hoofd en hoe graag ik ook wil, ik kan daar geen verandering in brengen.
Ik sta op en loop richting de deur. Nog één keer kijk ik achterom en zie hoe jij met je hoofd in je handen aan de tafel zit. Dan sluit ik de deur van het café achter me en verdwijn in de drukte van de stad.

zondag 7 september 2014

Het was weer zo'n zondag

Het was zo'n zondag.
Zo'n zondag van de geur van hondenbrokken en koffie in de morgen.
Van vers afgebakken broodjes, fietsen door de herfstwind en de geur van paarden.
Zo'n zondag van mooie foto's maken, liters thee drinken en met z'n allen zijn.
Zo'n dag waarop we vroeger buiten speelden tot de zon onder ging. Of tot het koud werd. Dan renden we naar binnen en kregen we een grote kop chocolademelk.
Het was weer even zo'n zondag als vroeger.
Waarop je je gelukkig voelt.
Een zondag van uren lang mooie muziek.
Van luidkeels mee zingen met de red hot chili peppers.
En met twee katten op schoot the nightmare before christmas kijken.
Zo'n zondag van fijne herinneringen, oude foto's en kriebels in je buik.
Een zondag vol geluk.
Naar buiten kijken en zien hoe de zon langzaam achter de bomen verdwijnt.
Denkend bij jezelf, zondag is altijd fijn geweest.

dinsdag 19 augustus 2014

The words of a dying man

Wees niet boos als ik huil.
Ik ben soms gewoon zo bang.
Bang voor wat hierna komt.
Zal ik ooit weer licht zien,
of zal ik voor eeuwig rond blijven zweven in het donkere van de dood?
Als het nog kan, dan zie ik je morgen.
Ja, dan zal ik je morgen zien.
Maar als mijn lichaam het niet meer toe laat,
weet dan dat ik van je hou.

Ik kan je niet vertellen wat het is,
ik kan je alleen vertellen hoe het voelt.
Het voelt alsof ik een hoopje zand ben,
klaar om weg geblazen te worden door de wind.
Want als je van binnen word opgevreten en van buiten word bestraald,
dan blijft er weinig van je over.
Je weet dat het goed voelt als ik het gewicht van deze ziekte van mijn schouders kan laten vallen,
maar je wil niet zien,
ik wil niet zien.
Hoe ik mijn ogen voorgoed zal sluiten,
hoe mijn hand voor de laatste keer de tranen van je wang zal vegen
en hoe ik elke dag opnieuw afscheid moet nemen.
Want binnenkort zal er geen nieuwe dag meer zijn,
dan zal mijn lichaam het niet meer toelaten.
Maar tot die tijd bid ik met iedere traan die ik huil.

donderdag 14 augustus 2014

Wat ik zie als ik in slaap val

Vertel me wat je ziet als je in slaap valt,
dan zal ik het jou ook vertellen.
Ik zwem in een zee van hoopvolle gedachten.
Op weg naar iets beters,
of regelrecht in je armen.
Ik zoek.
Want als ik in je ogen kijk dan zie ik niks.
Dus ik zoek
en ik vind.
Ik vind mezelf.
En dan open ik heel even m'n ogen.
Het is zwart.
Als ik m'n  ogen weer sluit dan droom ik weg.
En ik droom.
Mooie dromen,
over eindeloze stranden,
metershoge golven,
warme kampvuren
en een rood-oranje horizon.
Over jouw hand in de mijne,
eeuwig durende lachsalvo's,
liters wijn
en de kleur van jouw ogen.
Dan sta ik op en loop ik naar de zee.
Tien meter.
Tien meter die een eeuwigheid lijkt te duren.
Nog één keer kijk ik achterom.
En dan lig ik er weer in.
Op zoek naar iets.
Iets wat onvindbaar lijkt.
Als ik mijn ogen weer open, dan is het zwart.
De kleur van de nacht waarin ik verdwijn en weer terug kom.
Zodra de zon op komt besef ik me waar mijn nachten over gaan.
Het bewijzen van nooit gekende liefde,
of het nooit ontstaan er van.
Zonder veel te zeggen zweef ik de dagen door.
Totdat de tijd weer wordt stilgezet
en ik even kan wegdromen in een wereld waar het wel bestaat.

dinsdag 29 juli 2014

Even terug

Zullen we dansen in de regen
Zonder zorgen aan ons hoofd
Zinloos zingen met een reden
Een beter leven is ons beloofd

Zal ik de zilte smaak nog proeven
Van de zee oh zo ver weg
De eerste zoen zonder verliefdheid
Of een kusje in overleg

Zwijgzaam zoekend naar een antwoord
Op de vragen van een vriend
Mag ik heel eventjes huilen
Ik weet niet waar ik dit aan heb verdient

zaterdag 26 juli 2014

Hoe het voelt

Het is kwart voor vier.
Slapen.
Ik wil niet slapen.
Ik wil schrijven over liefde.
Liefde die van heel ver komt,
Liefde die door alles heen kijkt,
Die mijn hart sneller laat kloppen,
Me zenuwachtig maakt
En onzeker.
Liefde die ieder uur telt
Tot ik weer bij jou kan zijn.
Smachtend naar een blik.
Kleine momenten die voor mij heel groot zijn,
Stiekeme aanrakingen.
Want jij weet het niet.
Zonder te kijken weet ik dat jij het bent
Die naar mijn rug zit te staren,
Met ogen zo blauw als de zee.
Een ogenblik voel ik iets,
Maar dan is het weer weg.
Liefde, waarom sla je mij toch steeds?

woensdag 9 juli 2014

Mensen zeggen

Mensen zeggen
Mensen denken
Mensen zeggen wat ze denken
En denken dat ze weten
Maar weten niet wat ze zeggen
Mensen hopen
Mensen vergelijken
Maar lijken nooit te weten
Hopen op het juiste
En denken dat dat goed is
Mensen doen
Mensen vergeten
Mensen doen wat ze denken dat juist is
Ze vergeten te doen
En wat ze doen zijn ze te snel vergeten

zondag 6 juli 2014

Ik ben er niet

Ik ben er niet.
Nou ja, natuurlijk ben ik er wel
Maar ik ben er niet
Nog niet
Papa en mama hebben mij nog nooit gezien
Gevoeld
Of geroken
En toch
Toch houden ze van mij
Dat weet ik gewoon
Papa's en mama's horen van hun kind te houden
Ik heb papa en mama ook nog nooit gezien
Toch weet ik hoe ze zijn
Mama
Mama is een vrouw met een lieve warme stem
Met die stem troost ze mensen
Maakt  ze mensen aan het lachen
Mama is een wijze vrouw
Dat merk je gewoon aan hoe ze praat
Papa
Papa houdt van mama
Dat vertelt hij haar tot mama het niet meer kan horen
Papa is slim, hij weet veel
Papa is grappig
Papa
Papa lijkt mij de leukste papa die er is
Maar ja,
Wat weet ik er nou van
Want ik ben er niet
Ik heb papa en mama nog nooit gezien
Gevoeld
Of geroken
Ik ben er niet
Nog niet

maandag 23 juni 2014

Zullen wij liefde delen

Liefde is iets moois werd me vroeger altijd verteld.
Ik ben er achter dat ze je doen geloven in iets wat je mee moet maken voordat je weet waar ze het over hebben.
Want liefde is niet mooi.
Liefde veroorzaakt jaloezie en wanhoop, het maakt je fantasie 200 keer groter en doet je geloven in de meest waanzinnige sprookjes.
Liefde.
Liefde laat je lachen en huilen tegelijk, niet in staat te beschrijven wat je voelt, dagen lang voor je uit starend, met dromen over wat gaat komen of wat zou kunnen zijn.
Liefde is een leugen, schreef ik ooit. Liefde is een leugen, niet omdat het niet bestaat. Maar omdat je je hele leven word voorgelogen over liefde. Je moet het ondervinden voordat je kan zeggen: Liefde is niet mooi, gedeelde liefde, dat is mooi.
Iets waar iedereen naar verlangt. Iets waar mensen hun hele leven naar zoeken, wat sommigen verloren zijn of nooit gevonden hebben. Een uitweg uit het spinnenweb van leugens rondom liefde.
Is dat niet mooi, gedeelde liefde?
Dat onze vingers samen sprookjes schrijven, in het stof van verloren liefdes of onontdekte geschiedenissen, men noemt dat liefde delen.

Ik wil honderd jaren liefde delen en dan van de daken schreeuwen: Liefde is niet mooi, dus zullen wij liefde delen?

vrijdag 20 juni 2014

Niels

Toen ik wakker werd voelde ik het meteen.
Er was iets anders.
Ik knipper met mijn ogen tegen het felle licht van de zon. Heel langzaam krijg ik mijn zicht terug. Ik lig op mijn rug in een bed. Niet mijn eigen bed. Ik draai me op mijn zij en voel een pijnscheut vanuit mijn pols naar mijn schouder trekken. Ik draai mijn hoofd een stukje. Met een tyrap zit mijn arm vast gebonden aan de spijlen van het bed. Een rilling gaat over mijn rug. Ik kijk rond in de kamer. Het is een relatief kleine kamer, met een kingsize bed en een bureau er in. De muren zijn slordig donkergrijs geverfd. Er is één raam met een zwart gordijn er voor. Door een kiertje in het gordijn valt een streepje licht, precies in mijn ogen.
Een tijdje lig ik roerloos in het bed. Krampachtig probeer ik me iets van gisteravond te herinneren.
Dan hoor ik voetstappen op de trap. Ik adem ongecontroleerd. De deur gaat op een kier en ik zie hem naar binnen stappen. Ik herken hem meteen. Niels.
"Lekker geslapen liefje?" Vraagt hij met een poeslieve stem. Mijn angstige blik veranderd in een ijskoude. "Wat is dit Niels?" Schreeuw ik. "Waarom zit ik godverdomme vastgebonden aan een bed?" Niels zet heel langzaam drie stappen in mijn richting om zich vervolgens op de rand van het bed te laten zakken. "Je wilde het zelf." Zegt hij zachtjes, terwijl hij met zijn wijsvinger een lok haar uit mijn gezicht strijkt. "Ik vind het zo fijn dat we nu samen zijn."
Ik ken Niels al bijna mijn hele leven. Vanaf dat we 5 jaar oud waren, waren we elke dag samen. We bouwden hutten in de bosjes achter mijn huis en speelden dat we piraten waren. Want we wisten het zeker, later werden we piraat. Jaren later maakten we daar nog grapjes over. Toen Niels van school werd gestuurd zei ik tegen hem: "Maakt toch niet uit joh, je kan altijd nog piraat worden." Maar in plaats daarvan stuurden zijn ouders hem naar een school aan de andere kant van het land. 5 jaar lang zag ik hem niet. Tot hij een jaar geleden ineens voor mijn deur stond. Het was meteen weer zo gezellig als vroeger. We hebben tot diep in de nacht gepraat en vanaf dat moment waren we weer onafscheidelijk. We gingen elk weekend samen uit. Totdat hij me een maand geleden iets vertelde dat ik nooit had willen horen.
"Niels! Maak me los!" Schreeuw ik in een wanhopige poging tot hem door te dringen.
"Ik vroeg je wat." Zegt hij op een kalme toon. "Heb je lekker geslapen?"
"Wat denk je zelf Niels? Ik lig in een vreemd huis, in een vreemd bed, ik ben vastgebonden en ik heb geen idee wat er gisteravond is gebeurt. Denk je dat ik me goed voel? Ik wil geen slachtoffer worden van jouw verrotte innerlijk!" De klap in mijn gezicht voel ik pas een paar seconden nadat ik hem krijg. Hij sloeg me. Ik kan niet geloven dat hij me heeft geslagen. Heel langzaam staat hij op en loopt de kamer uit. Ik hoor hem in een andere kamer rommelen en hij komt terug met een emmertje in zijn ene hand en een stuk zeep in zijn andere hand. "Zulke dingen wil ik niet horen." Zegt hij met een nog steeds eng kalme stem. "Nu moet je je mond spoelen." Hij haalt een spons uit de emmer en propt die hardhandig in mijn mond. Ik begin te kokhalzen en druk met mijn tong de spons uit mijn mond. "Wacht, ik..." Voordat ik mijn zin af kan maken heb ik het stuk zeep in mijn mond zitten. Met de spons begint hij mijn gezicht te wassen. Ik krijg een stuk zeep in mijn keel en begin te hoesten. Hij haalt de zeep uit mijn mond en gooit de spons terug in de emmer. Dan loopt hij de kamer uit. Ik blijf hoesten tot er tranen over mijn wangen rollen.
"Niels, waarom ik?" Fluister ik hem na.

donderdag 5 juni 2014

Het begin van een nieuw begin

Gebroken en helemaal  alleen
Zo’n mooi meisje
Met helemaal niemand om zich heen
Sneeuw valt in haar haren
En de wind fluistert een lied
Over haar wangen rollen tranen
Wie doet iemand nou zo veel verdriet
Gevangen in een dagdroom
Met als enige hoop het licht
Wie bevrijd haar uit die wereld
En voert haar mee met dit gedicht
Ze ziet niet in hoe mooi ze is
Hoe mooi ze is van binnen
Houd iemand haar een spiegel voor
Zodat ze helemaal opnieuw kan beginnen

vrijdag 30 mei 2014

Split sensum II

Ik open mijn ogen en staar de duisternis in. Ik zweet en mijn hart klopt als een bezetene.
Ik kan maar één ding denken.

Ik leef nog.

Ik knipper met mijn ogen om de duisternis te laten verdwijnen. Tevergeefs.
Ik lik langs mijn droge lippen. Heel voorzichtig til ik mijn arm op. Vlak boven me voel ik een betonnen muur. Ook aan allebei mijn zijkanten zit de betonnen muur. Een stekende pijn in mijn borst beneemt me even de adem. Heel langzaam ga ik met mijn hand over mijn lichaam. Ik ben naakt.
Een golf van angst gaat door me heen. Het uit zich in een rilling die begint bij mijn tenen en eindigt in een kriebelig gevoel in mijn armen.
Waar ben ik?
Hoe ben ik hier gekomen?
Wat is er met me gebeurt?
Krampachtig probeer ik me iets te herinneren. Dan hoor ik stemmen.
Nog steeds ril ik. Ik weet niet of dit van angst is of van de kou, want waar ik ook ben, het is er ontzettend koud.
De stemmen komen dichterbij. Ik ben bang. Ik sluit mijn ogen en blijf doodstil liggen.
Vervolgens hoor ik een deur opengaan en beweegt de tafel waar ik op lig. Het lijkt me het beste dat ik mijn ogen gesloten houd. 
Ik voel dat ik bekeken word. Ik hoor twee mannen met elkaar praten.
"Ja, we hebben de moeder kunnen bereiken. Ze zit met een zwaar drankprobleem in een afkickkliniek. Daar hebben ze me verteld dat de vader is overleden."
"Juist." Zegt de andere man op zakelijke toon.
"We zijn naar haar school geweest, daar hebben ze me verteld dat ze niet veel vrienden heeft," vervolgt de man die over mijn moeder vertelde. "ze zeiden dat ze veel met een jongen om ging genaamd Dennis van Harlingen."
"Maar?" Zegt de ander.
"Hij is spoorloos."
"Een mogelijke dader?"
Ik hoor de twee mannen weg lopen. Ik open mijn ogen een heel klein stukje en bekijk de twee mannen. De een draagt een lange witte labjas en de ander een politiepak. Ze staan gebogen over een computer. Ik hoor ze zachtjes praten en vang een paar dingen op.
"Zwaar demente oma."
"Moeder in afkickkliniek."
"12 millimeter."
Dan lopen de mannen weg en laten me alleen achter in de grote witte kamer. Ik open mijn ogen en adem diep in. Ik draai mijn hoofd naar rechts en zie een stapeltje kleren op de tafel liggen waar de twee mannen net aan stonden.
Ik bedenk me geen moment en laat me van de tafel af glijden. Zo zacht als ik kan loop ik naar de tafel waar mijn kleren op liggen en gris ze er af. In nog geen 10 seconden heb ik mijn broek en shirt aan. Mijn sokken, bh en slipje laat ik liggen.
Mijn hart klopt als een bezetene als ik op mijn tenen naar de deur loop. Vlak voordat ik hem open bedenk ik me dat ik misschien nog sleutels en een mobiel bij me had. Ik sluip terug naar de tafel en laat mijn ogen er overheen glijden. Naast het toetsenbord van de computer ligt een plastic zakje met een mobiel, huissleutels, een haarelastiekje en wat geld er in. Ik pak het zakje op en ren zo zachtjes mogelijk weer terug naar de deur. Ik open de deur en ren de witte gang door, niet wetend waar ik heen moet. Dan hoor ik de stem van de man in de witte jas. Ik bedenk me geen moment, gooi de deur rechts van me open en vlieg naar binnen.
Heel even kom ik op adem. Dan draai ik me om en zie ik twee mannen in witte jassen gebogen over een naakt lichaam staan. Ik kan een gilletje niet onderdrukken.
"Pardon," zeg ik met een trillende stem. "ik ben op zoek naar de uitgang."
"De deur door, de gang uitlopen en dan naar rechts." Zegt één van de twee mannen die me met grote ogen aanstaren. Hij laat zijn ogen argwanend over mijn lichaam glijden. Het valt me nu pas op dat ik een grote bloedvlek op mijn shirt heb. Ik moet hier weg voordat iemand iets in de gaten heeft. "Dank u wel." Zeg ik met mijn ogen op het lijk dat de mannen aan het onderzoeken zijn.
Ik volg de instructies van de man op en binnen 5 minuten sta ik buiten. Ik laat me op een muurtje zakken en adem diep in. Dan pas voel ik de stekende pijn in mijn borst. Ik lees de letters boven de ingang. 'Mortuarium' staat er. Op dat moment komt alles terug.
Ons gesprek.
Het rennen.
De snee in mijn arm.
De blik in jouw ogen.
Het pistool.
Minuten lang staar ik als een zombie voor me uit. Dan bedenk ik me dat ik hier weg moet, voordat de artsen me zien. Ik tel het geld in het zakje, loop naar de taxistandplaats en stap in een taxi. "Waarheen?" Vraagt de kale man achter het stuur. Ik geef hem het adres van mijn studentenhuis en hij brengt me er heen. Ik bedank hem en stap uit.
Eenmaal in mijn kamer kan ik de tranen niet meer binnenhouden. Ik laat me op mijn bed zakken en begin onbedaarlijk te huilen.
Er gaat maar één ding door mijn hoofd..
Waar ben jij?
Ik sta op, drink een glas water en loop naar de spiegel. Ik schrik van mijn spiegelbeeld. Mijn haar zit door de war, er zit een grote bloedvlek op mijn shirt en op mijn arm zit een grote rode snee. Dan bedenk ik me iets. Ik had mijn jas bij jou laten liggen. Ik kijk de kamer door en mijn oog valt op de witte jas die over een stoel hangt. Ik trek hem er van af en er valt een klein briefje uit de zak.
'Kate.
Ik wil dat je weet dat het me spijt.
Ik weet dat ik je niet heb gedood. Dit doet me goed.
Het moest Kate.
Ik heb niet geluisterd.
D.'
Ik lees de onduidelijke zinnen zo'n 10 keer. Dan leg ik het papiertje weg, trek mijn jas aan en ren het huis uit, de straat door, het bos in.
Ik laat je niet nog een keer alleen met jezelf.

maandag 26 mei 2014

Smeekbede

Zie mij kruipen
Smeekte het kind
Een door schaduwen overgenomen ziel
Laat het gaan
Fluisterde de wind,
Zie mij huilen
Smeekte het kind
Een met hoop doordrenkte stem
Droog je tranen
Fluisterde de wind,
Hoor mij gillen
Smeekte het kind
In een huis dat nooit een thuis was geweest
Het sterft weg
Fluisterde de wind,
Hoor mijn stem
Fluisterde het kind
Maar het was windstil

woensdag 21 mei 2014

Split sensum

Heel even sta ik stil.
Ik adem diep in en sluit mijn ogen. Mijn longen vullen zich met lucht, koude lucht. Het is zo'n koude dag, waarop de lucht bevroren lijkt. Er ligt geen sneeuw of ijs, maar je voelt dat het winter is.
Ik begin te bewegen. De eerste stap lijkt meer een sprongetje, maar al snel maak ik mooie grote stappen. Ik luister naar het ritme van mijn rennen.
Ik weet niet precies hoe ver ik nog moet, maar het zal wel een aardig eindje zijn.
In mijn hoofd hoor ik de echo's van het geschreeuw van vanmiddag. Wild schud ik met mijn hoofd om de stemmen er uit te krijgen.
Flarden van beelden schieten over mijn netvlies.
"Ik wil je helpen."
"Dat kan niet meer."
Ik zie de bruine bank.
Ik zie de lichtblauwe muur.
Ik zie bloed.
Ik huiver en kijk naar mijn arm.
Heel in de verte zie ik de rook van de schoorsteen van oma's huisje.
Mijn arm klopt en ik klem mijn tanden op elkaar om de pijn te verlichten.
Ik blijf rennen.
Ik zie de kleine woonkamer van jouw studentenhuis.
Hoe we die middag nog lachten om wat meneer van Veen tijdens de Nederlands les had gezegd.
Lachen ging over in huilen en als versteend zat ik tegenover je.
Ik staarde je aan.
Toen je begon te praten werd ik bang.
"Ik zie het nut er niet meer van in."
"Waarom moest hij geboren worden?"
"Ik haat iedereen!" Bang keek je om je heen. "Behalve hem."
Ik probeerde je te kalmeren, maar het ging niet.
Ik herkende de blik in je ogen niet meer.
Als versteend zat ik naar je te kijken.
"Ja, jou ook." Zei je zonder enige emotie in je stem.
Je stond op en begon door de kamer te lopen.
Je brabbelde woorden die ik niet verstond, alsof je tegen iemand praatte die ik niet zag.
Toen je begon te gooien met spullen wilde ik weg lopen.
Je pakte het mes en toen...
Weer kijk ik naar mijn arm.
Toen ben ik weg gerend.
Nog 50 meter.
Ik had je nooit alleen moeten laten met je woede.
40 meter.
"Iedereen moet dood, dat heeft hij me verteld." Herhaalt de echo van jouw stem in mijn hoofd.
30 meter.
Ik besef me dat ik bang voor je ben.
20 meter.
Er breekt een tak achter me.
Met grote ogen kijk ik achterom.
Mijn rennen begint steeds meer op vluchten te lijken. Ik struikel, maak een gek sprongetje maar blijf vervolgens op mijn benen staan.
Nog 10 meter.
Ik voel het kloppen van mijn hart in mijn keel. Ik ben bang.
7
Weer kijk ik naar de grote snee in mijn arm.
6
Waar kwam deze uitbarsting vandaan?
5
Ik heb je alleen gelaten met jezelf.
4
Tranen stromen over mijn wangen.
3
"Iedereen moet dood... Omdat hij dat wil."
Deze keer is het niet een echo die ik hoor. Het is jouw stem.
Ik ren al zo'n 6 meter met mijn ogen dicht.
Laat het niet zo zijn.
Ik open mijn ogen en ren regelrecht in je armen.
Ik voel hoe je je grote, sterke armen om me heen slaat en me steeds steviger vast klemt.
Ik adem ongecontroleerd. Ook jij hebt je ademhaling niet onder controle.
Ongeveer een halve minuut staan we zo, ik ben bang me te bewegen. Dan word je grip minder en laat je me los.
Ik zet een paar stappen naar achter.
Als bevroren staar ik naar de grond. Heel langzaam til ik mijn hoofd op. Het lijkt minuten te duren.
Je staat voor me, de blik die in je smaragd groene ogen ligt is niet te beschrijven. Je zit onder de modder en het bloed en je lijkt groter dan ooit.
Heel langzaam til je je arm op en richt het pistool in je hand op mij. Ik voel me leeg van binnen en kijk je nog één keer heel diep in je ogen aan.
"Nee," Zeg je met een kille stem. Gevolgd door: "Ja."
Je haalt de trekker over en schiet.

Ik open mijn ogen en staar de duisternis in. Ik zweet en mijn hart klopt als een bezetene.
Ik kan maar één ding denken.

zondag 11 mei 2014

Ook iets voor jullie

Ook iets voor de mensen wiens mama er vandaag niet is,
Ook iets tegen tranen, pijn, verdriet, gemis

Ook iets voor een kleine glimlach,
Misschien iets minder dan normaal,
Want vandaag ben je niet zo vrolijk
Vandaag ben je er niet helemaal

En ook iets om even de tranen te vergeten,
Want vandaag is geen leuke dag,
Wees maar even verdrietig,
Want ik denk dat dat van mama best wel mag

zondag 4 mei 2014

Over een heel klein caravannetje



Ik ging voor het eerst zonder de camper op vakantie. Mijn hele leven lang had ik nog nooit écht gekampeerd. We gingen altijd wel veel op vakantie, maar we hadden altijd alles bij ons. Wc, douche, 2 bedden en honderden bekers, bakjes en borden. Deze vakantie was dat anders.
Ik ging op vakantie met de kleinste caravan die ik ooit had gezien. Ik sliep in een tent, kleedde me om in de voortent en moest 's nachts de halve camping over om te kunnen plassen.
En ik vond het geweldig.

- Voortent opzetten
Ja, onze mini caravan heeft een voortent. Een hele leuke schattige voortent. Een bruine met oranje retro voortent. Ik heb gewone tenten op de camping gezien die groter zijn dan onze voortent. Maar ik vind onze voortent geweldig.
Het opzetten van dat ding is een ander verhaal. Daar begon mijn vakantie mee, met het opzetten van de voortent. Ik heb nog nooit zo veel stress mee gemaakt. Buizen die niet in elkaar pasten, klemmetjes die er verkeerd om aan zaten en toen hij dan eenmaal stond, toen zakte hij natuurlijk weer in elkaar.
Maar na wat uren leek, maar in werkelijkheid waarschijnlijk maar een half uurtje was, stond de tent. Dus wij staan met z'n vieren voor die tent en bekijken ons huis voor de komende week. Als na een tijdje één van ons zegt; Moeten die buizen niet aan de binnenkant zitten?
Wat betekende dat we de tent weer af konden breken en opnieuw konden beginnen.
Dat was het moment dat ik besloot me niet meer met de voortent te bemoeien.

- Slapen in een tent
Natuurlijk had ik wel eens eerder in een tent geslapen, maar dit was anders. Ik zag er eerlijk gezegd al een week tegenop. En waarschijnlijk ben ik gewoon te veel verwend met mijn grote bed in de camper, maar slapen in een tent is echt niet mijn ding.
Ik kon me haast niet bewegen en rechtop zitten zat er al helemaal niet in.
Het luchtbed was te kort.
Er zaten muggen in de tent.
Mijn haar was constant statisch en plakte aan de tent.
En ik (met mijn meikever fobie) was de hele tijd bang dat de tent zou worden overgenomen door een zwerm op hol geslagen meikevers.
Ik moest de hele nacht al plassen, maar ik durfde de tent niet uit en volgens mij ben ik vanaf het moment dat het licht werd wel 10 keer wakker geworden. Leve het niet kunnen slapen als het licht is!
En toen stonden we tot overmaat van ramp ook nog naast een gezin met een kind dat het nodig vond om de hele nacht te liggen krijsen.

En toch vind ik het kamperen geweldig.
's ochtends door het natte gras naar het washok om  te plassen en dan vervolgens op m'n knalroze action crocs de hond uitlaten. Om acht uur 's ochtends in mijn pyjama (die praktisch bestaat uit een oversized t-shirt, waar ik voor de vorm maar even een korte broek onder aan had getrokken) over een lege boulevard. Heerlijk.
Ik geniet van alle kleine dingetejes. Van het mooie uitzicht vanaf de pier, van alle mensen die de hele dag over de camping lopen, van de rust, van alle schapen op de dijk en zelfs van de koude wind die er waaide. Van verbrande schouders, teenslipperdagen. Sluierwolken en sierbestrating. Gure winden, klappertanden, mooie woorden en regen op de tent. Zandvoeten en insectenlijken. Schaafknieën, grindstenen en een heleboel wind. Natte sokken in het gras en slaapgebrek.
Maar vooral van fijne dagen, gevuld met familie, lachsalvo's en droomtoestanden. Kauwgomballenautomaten, softijssmoelen en heel veel blijdschap.

vrijdag 4 april 2014

Over een olifant in de bus

Hij stapt de bus in en komt als een wilde olifant naar de achterkant gerend. De bus schud bij elke stap die hij zet.
Ik zit op de één-na-achterste stoel. En hij wil blijkbaar heel graag achterin zitten, want hij gooit op nog drie stappen afstand zijn tas op de achterste rij stoelen, grijpt de rugleuning van mijn stoel vast en laat zichzelf neerploffen op de lege rij stoelen achter mij.
Omdat hij vond dat hij nog niet lomp genoeg was gaat hij doorschuiven naar de stoel recht achter de mijne. Dit gaat natuurlijk niet zonder veel lawaai, stampen op de grond en knieën in mijn rug. Ik staar geïrriteerd voor me uit en hoop dat hij zich rustig houd. Vlak voordat ik mijn muziek aan zet moet hij nog even lekker hard rochelen, zodat de hele bus daarvan mee kan genieten.
Hij schopt nog een paar keer tegen de achterkant van mijn stoel en lijkt dan goed te zitten, want het is rustig. Ik leg mijn hoofd tegen de hoofdsteun en doe mijn ogen dicht.
Ineens hoor ik het deuntje van Candy Crush boven mijn muziek uit komen. Ik werp een blik naar achter waarmee ik wil zeggen dat als hij nu niet zijn geluid uit zet, hij heel veel spijt gaat krijgen dat hij achter me is gaan zitten. Hij kijkt me even onnozel aan en hoest vervolgens in m'n gezicht. Ik richt kwaad mijn ogen op de mobiel en uiteindelijk lijkt hij te begrijpen waar ik op doel, want hij pakt oortjes uit zijn tas, werpt me een boze blik toe en richt zijn aandacht weer op het spelletje. De rest van de reis blijft het rustig. Totdat hij uit wil stappen.
Langzaam mindert de bus vaart en ik voel al aan de knieën die weer in mijn rug worden gedrukt dat hij uit gaat stappen. Als de bus stil staat geeft hij een flinke ruk aan mijn stoel (en tegelijkertijd ook aan mijn haar) waardoor hij overeind komt.
Hij loopt met grote lompe stappen richting de deur, hoest terwijl hij langs me heen loopt nog even lekker mijn richting uit, als een soort van afscheidscadeautje en stapt dan de bus uit.
Sommige mensen...