zondag 20 september 2015

Noud

"Uren lang leek ik te zweven over de dansvloer.
Was ik hier wel helemaal? 
Ik sloot mijn ogen en draaide rondjes tot ik struikelde over m'n eigen voeten. Ik bestelde een wijntje en gooide hem meteen achterover. Tweeëntwintig minuten precies dacht ik aan zijn naam. Want elke seconde van elke nieuwe minuut klonk die als een gong door mijn hoofd. Dus ik telde, terwijl ik draaide en zweefde, mijn ogen rolden in hun kassen, ik opende mijn mond en zong twee regels van een nummer mee, terwijl ik dacht aan zijn naam. Tweeëntwintig minuten lang. Tot mijn gedachten onderbroken werden door een elleboog in m'n rug.
Met een ruk draaide ik me om, waarbij mijn lange, gitzwarte haar over mijn schouder -en in het gezicht van een wildvreemde- slingerde. Mijn verdwaasde ogen staarden ietwat kwaad naar het grote gestalte dat zojuist zijn elleboog in mijn rug had geplant. Maar mijn kwade blik veranderde in een angstige toen ik recht in zijn diepbruine ogen staarde. Haastig draaide ik me weer om en danste wat houterig een paar meter van hem vandaan.
Toen kreeg ik een paniek aanval. Ik steunde -tot de grote ergernis van de hossende menigte om me heen- met mijn handen op mijn knieën.
Alles en iedereen om me heen bewoog. Draaide, zweefde, genoot. Ik probeerde rustig adem te halen, maar dat was moeilijk. Zonder achterom te kijken wist ik dat hij nog geen halve meter van me af stond. Ik rechtte mijn rug en stoof door de mensenmassa heen, naar de uitgang.
Ik rende de koele lente nacht in, tot ik niet meer kon. Hijgend leunde ik tegen een lantaarnpaal aan. Ik sloot mijn ogen maar het enige wat ik zag was zijn gezicht. Terwijl mijn gedachten ook nog steeds elke seconde zijn naam herhaalden. Dit kon niet waar zijn. Het mocht niet waar zijn. Ik deed het zo goed en nu dit.
Zo stond ik een paar minuten lang tegen die lantaarnpaal aan, tot ik een hand op mijn schouder voelde. Bij alleen de aanraking wist ik al dat hij het was. Het liefst was ik weg gerend. Weg van alle ongrijpbare gevoelens. Weg naar andere werelden, waar liefde niet bestaat. Maar mijn lichaam liet het niet toe. Dus ik bleef met ingehouden adem tegen de paal aan staan, totdat hij me met een zachte, soepele beweging omdraaide. Ik staarde naar de grond, maar maakte na een paar minuten de fout om toch op te kijken. En daar waren ze; die prachtige diepbruine ogen. De ogen die me in mijn dromen bespioneerden, die me nachten lang wakker hielden, waar zo veel onschuld in lag dat het bijna onwerkelijk leek. Ik zweeg.
"Wil je praten?" Vroeg hij, met een stem die zo vertrouwd voelde dat ik er bijna bang van werd. 
"Nee." Zei ik, maar mijn hart schreeuwde van verlangen naar die prachtige stem. Ondanks de grote hoeveelheid wijn die ik naar binnen had gegoten, was ik me van alles om me heen maar al te goed bewust. Ik hoorde de vogels -die blijkbaar dachten dat het weer tijd was voor ochtend- vrolijk fluiten, ik zag groepjes mensen naar huis vertrekken en ik voelde zijn hand zachtjes op mijn schouder rusten. 
"Goed." zei hij. "dan praat ik." Hij liet zich op de grond zakken en trok mij zachtjes mee. "Ik snap het namelijk niet. We hebben het zo fijn gehad al die tijd, waarom kunnen we elkaar dan niet gewoon blijven zien?" Zachtjes legde hij zijn hand op de mijne. "Ik mis je. Ik denk altijd aan je en ik wou dat ik je dagen lang vast kon houden." Tranen sprongen in m'n ogen toen hij dat zei. Ik opende mijn mond om wat te zeggen, maar sloot hem onmiddellijk weer. Mijn gedachten vlogen alle kanten op en ik probeerde er eerst wat zinnigs tussen weg te grijpen.
Hij bleef me aanstaren. Zijn ogen werden ietwat ongeduldig en toen stond hij op, de hoop op een antwoord blijkbaar opgegeven. 
"Ik mis je en ik wou dat het niet zo hoefde te zijn." Zei hij en draaide zich om. Ik zag hoe hij een paar stappen van mij vandaan zette en bedacht me geen moment. "Jou vergeten was het moeilijkste wat ik ooit heb moeten doen en ik ben bang dat als ik jou weer toe laat in m'n leven, dat weer afgekeurd word en ik opnieuw moet beginnen." Zei ik, half schreeuwend.
Langzaam draaide hij zich om. Zijn ogen zochten de mijne en heel even staarden we elkaar alleen maar aan, ik zag iets van begrip en herkenning in zijn blik. Toen kwam hij met grote passen mijn kant op, pakte mijn hoofd tussen zijn handen en drukte heel zachtjes zijn lippen op de mijne. Mijn hele lichaam schreeuwde van geluk. Voorzichtig liet in mijn hand in zijn nek glijden.
Na wat uren leek, maakten zijn lippen zich los van de mijne en staarde hij me aan. "Ik hou van jou, wil je dat nooit vergeten." Zei hij en draaide zich om. Mijn benen waren te slap om te kunnen bewegen, dus moest ik toe kijken hoe hij verdween in de koele lente nacht.
Dit was de laatste keer dat ik hem zag."