maandag 23 juni 2014

Zullen wij liefde delen

Liefde is iets moois werd me vroeger altijd verteld.
Ik ben er achter dat ze je doen geloven in iets wat je mee moet maken voordat je weet waar ze het over hebben.
Want liefde is niet mooi.
Liefde veroorzaakt jaloezie en wanhoop, het maakt je fantasie 200 keer groter en doet je geloven in de meest waanzinnige sprookjes.
Liefde.
Liefde laat je lachen en huilen tegelijk, niet in staat te beschrijven wat je voelt, dagen lang voor je uit starend, met dromen over wat gaat komen of wat zou kunnen zijn.
Liefde is een leugen, schreef ik ooit. Liefde is een leugen, niet omdat het niet bestaat. Maar omdat je je hele leven word voorgelogen over liefde. Je moet het ondervinden voordat je kan zeggen: Liefde is niet mooi, gedeelde liefde, dat is mooi.
Iets waar iedereen naar verlangt. Iets waar mensen hun hele leven naar zoeken, wat sommigen verloren zijn of nooit gevonden hebben. Een uitweg uit het spinnenweb van leugens rondom liefde.
Is dat niet mooi, gedeelde liefde?
Dat onze vingers samen sprookjes schrijven, in het stof van verloren liefdes of onontdekte geschiedenissen, men noemt dat liefde delen.

Ik wil honderd jaren liefde delen en dan van de daken schreeuwen: Liefde is niet mooi, dus zullen wij liefde delen?

vrijdag 20 juni 2014

Niels

Toen ik wakker werd voelde ik het meteen.
Er was iets anders.
Ik knipper met mijn ogen tegen het felle licht van de zon. Heel langzaam krijg ik mijn zicht terug. Ik lig op mijn rug in een bed. Niet mijn eigen bed. Ik draai me op mijn zij en voel een pijnscheut vanuit mijn pols naar mijn schouder trekken. Ik draai mijn hoofd een stukje. Met een tyrap zit mijn arm vast gebonden aan de spijlen van het bed. Een rilling gaat over mijn rug. Ik kijk rond in de kamer. Het is een relatief kleine kamer, met een kingsize bed en een bureau er in. De muren zijn slordig donkergrijs geverfd. Er is één raam met een zwart gordijn er voor. Door een kiertje in het gordijn valt een streepje licht, precies in mijn ogen.
Een tijdje lig ik roerloos in het bed. Krampachtig probeer ik me iets van gisteravond te herinneren.
Dan hoor ik voetstappen op de trap. Ik adem ongecontroleerd. De deur gaat op een kier en ik zie hem naar binnen stappen. Ik herken hem meteen. Niels.
"Lekker geslapen liefje?" Vraagt hij met een poeslieve stem. Mijn angstige blik veranderd in een ijskoude. "Wat is dit Niels?" Schreeuw ik. "Waarom zit ik godverdomme vastgebonden aan een bed?" Niels zet heel langzaam drie stappen in mijn richting om zich vervolgens op de rand van het bed te laten zakken. "Je wilde het zelf." Zegt hij zachtjes, terwijl hij met zijn wijsvinger een lok haar uit mijn gezicht strijkt. "Ik vind het zo fijn dat we nu samen zijn."
Ik ken Niels al bijna mijn hele leven. Vanaf dat we 5 jaar oud waren, waren we elke dag samen. We bouwden hutten in de bosjes achter mijn huis en speelden dat we piraten waren. Want we wisten het zeker, later werden we piraat. Jaren later maakten we daar nog grapjes over. Toen Niels van school werd gestuurd zei ik tegen hem: "Maakt toch niet uit joh, je kan altijd nog piraat worden." Maar in plaats daarvan stuurden zijn ouders hem naar een school aan de andere kant van het land. 5 jaar lang zag ik hem niet. Tot hij een jaar geleden ineens voor mijn deur stond. Het was meteen weer zo gezellig als vroeger. We hebben tot diep in de nacht gepraat en vanaf dat moment waren we weer onafscheidelijk. We gingen elk weekend samen uit. Totdat hij me een maand geleden iets vertelde dat ik nooit had willen horen.
"Niels! Maak me los!" Schreeuw ik in een wanhopige poging tot hem door te dringen.
"Ik vroeg je wat." Zegt hij op een kalme toon. "Heb je lekker geslapen?"
"Wat denk je zelf Niels? Ik lig in een vreemd huis, in een vreemd bed, ik ben vastgebonden en ik heb geen idee wat er gisteravond is gebeurt. Denk je dat ik me goed voel? Ik wil geen slachtoffer worden van jouw verrotte innerlijk!" De klap in mijn gezicht voel ik pas een paar seconden nadat ik hem krijg. Hij sloeg me. Ik kan niet geloven dat hij me heeft geslagen. Heel langzaam staat hij op en loopt de kamer uit. Ik hoor hem in een andere kamer rommelen en hij komt terug met een emmertje in zijn ene hand en een stuk zeep in zijn andere hand. "Zulke dingen wil ik niet horen." Zegt hij met een nog steeds eng kalme stem. "Nu moet je je mond spoelen." Hij haalt een spons uit de emmer en propt die hardhandig in mijn mond. Ik begin te kokhalzen en druk met mijn tong de spons uit mijn mond. "Wacht, ik..." Voordat ik mijn zin af kan maken heb ik het stuk zeep in mijn mond zitten. Met de spons begint hij mijn gezicht te wassen. Ik krijg een stuk zeep in mijn keel en begin te hoesten. Hij haalt de zeep uit mijn mond en gooit de spons terug in de emmer. Dan loopt hij de kamer uit. Ik blijf hoesten tot er tranen over mijn wangen rollen.
"Niels, waarom ik?" Fluister ik hem na.

donderdag 5 juni 2014

Het begin van een nieuw begin

Gebroken en helemaal  alleen
Zo’n mooi meisje
Met helemaal niemand om zich heen
Sneeuw valt in haar haren
En de wind fluistert een lied
Over haar wangen rollen tranen
Wie doet iemand nou zo veel verdriet
Gevangen in een dagdroom
Met als enige hoop het licht
Wie bevrijd haar uit die wereld
En voert haar mee met dit gedicht
Ze ziet niet in hoe mooi ze is
Hoe mooi ze is van binnen
Houd iemand haar een spiegel voor
Zodat ze helemaal opnieuw kan beginnen